Als je een hekel hebt aan natuur moet je niet naar Zuid-Limburg. En wie niets moet hebben van zeldzame plant- en diersoorten kan hier ook beter uit de buurt blijven. Afgelopen weekend liep ik een berghelling op in de buurt van Eys en kwam ik terecht op een rijk begroeide bloemenweide. De natuurhemel opende zich in al zijn volheid. Waren het tienduizend bloemen, een miljoen? Ik denk meer. De bloemen waren van ongekende schoonheid en zeldzaamheid – zo trof ik hier honderden Piramideorchissen, een Bergnachtorchis, enkele Bijenorchissen en Grote Beverorchissen, en nog een twintigtal zeldzame plantensoorten – en op die planten zaten dan weer allerlei zeldzame bijen, kevers en vlinders die ook weer een aanslag deden op mijn tijd. Dit weekend hadden W en ik 48 uur beschikbaar in Zuid-Limburg. W kwam niet voor bloemetjes en bijtjes, dus alleen al dat ene veld bij Eys was te groot en te overweldigend voor me, en dan waren er nog meer van die akelige kalkgraslandveldjes, zo her en der verspreid over het Limburgse heuvelland. Gelukkig voor W had ik er na een tijdje ook wel genoeg van, en zo konden we ruimschoots genieten van de vele terrasjes die we onderweg tegenkwamen in schilderachtige plaatsjes als Epen, Mechelen en Camerig. We aten ijs in Gulpen, we dronken Gulpenerbier in Eys, we nuttigden ruim bemeten stukken vlaai met slagroom, koffie, vis, nog meer ijs, nog meer koffie, en langs al die terrasjes kwamen groepjes wielrenners in strakke outfits langs. Zo heb je ook nog wat te kijken. ‘O, die heeft ‘m linksdragend,’ hoorde ik iemand vlak naast me zeggen. Ik moet nog steeds vragen wat dat nou betekent. We wandelden langs de Geul die zo heerlijk traag door het dal kronkelt en waar al die lome bijen en libellen rond dwarrelen, ik noem de Plasrombout, ik noem de Bosbeekjuffer, de Zuidelijke Oeverlibel, ik zeg het nog maar een keer, als je daar een hekel aan hebt moet je echt niet naar Zuid-Limburg. Wie overigens dacht dat-ie hier eindelijk verlost zou zijn van zeldzame vlinders vanwege de door vlinderexperts alom gevreesde ‘junidip’ komt hier overigens van de koude kermis thuis: ik trof hier onder andere het Kaasjeskruiddikkopje en twee Veldparelmoervlinders. Dat bedoel ik. Al met al had ik energie voor twee zo leek het en zag ik ook nog aan het eind van een toch wel lange tunnel het licht gloren.

limburg
vlinders
orchideeën